De reisbrieven van Herman Visser 1921-1922
Over de reisbrieven van Herman Visser
In 1921 reisde Herman Visser (1890-1965), de eerste conservator van de Koninklijke Vereniging van Vrienden der Aziatische Kunst naar de Verenigde Staten en Azië. Doel was zoveel mogelijk kunstwerken te zien om kennis op te doen, het oog te trainen en collega’s te leren kennen.
Visser publiceerde over deze reis in het Algemeen Handelsblad: ‘Reisbrieven over Aziatische Kunst’. Pauline Lunsingh Scheurleer, het voormalige hoofd van de afdeling Aziatische kunst, heeft deze brieven jaren geleden teruggevonden en getranscribeerd.
Ze worden hier na meer dan 100 jaar opnieuw gepubliceerd op de website. Een groep onderzoekers heeft de brieven geannoteerd en van illustraties voorzien. Het is ‘work in progress’. De eerste brieven zijn nu gereed en het is de bedoeling het project in 2024 af te ronden.
Over Herman Visser
“Het verhaal is al vaak verteld: Visser was geïnteresseerd in eigentijdse Nederlandse schilderkunst en bezocht in 1917 een verzamelaar op dit terrein, Gerrit Jan Verburgt (1871-1926). Bij die ontmoeting zag Visser ook Verburgts Aziatische kunstwerken van hoog niveau en de heren stelden vast dat er een vereniging moest komen die belangstellenden bij elkaar zou brengen en de aandacht voor Aziatische kunst door middel van tentoonstellingen, lezingen en publicaties moest bevorderen.”
Over Herman Visser (auteur Jan van Campen)
Herman Visser's reisbrieven
I - New York
“Wie in New-York Aziatische kunst wil genieten, bepale zich, om in de gewenschte stemming te komen en te blijven, tot het bezoeken van het voortreffelijke, rustig gelegen Metropolitan Museum of Art. Het New York van Broadway-bij-avond, of van Wallstreet op vroegere uren, kan niet bepaald het ideale oord worden genoemd, waar de Aziatische geest vaardig wordt over den mensch.”
II - Indische Kunst in New York en Boston
“Als alle daden der Amerikaansche pers slechts voor een gering deel zoo fijnzinnig waren geweest, zou voor het zielenheil van hen, die deze landen bevolken, al heel wat gedaan zijn.”
III - Boston
“Hoe het komt dat Boston rijker is op Oost-Aziatisch gebied dan eenige andere collectie buiten Oost-Azië, is ook bij ons vrij bekend. Men weet: Fenollosa kwam in het laatst van de vorige eeuw naar een Japan, dat, door overgang naar wat ik zou willen noemen, zijn “Westersche tijdperk”, gedurende jaren met dìe liefde zijn oude kunst had gekoesterd, die sedert eeuwen voor het eilandenrijk karakteristiek was geweest. Fenollosa’s werkkring, en ook een soms gelukkige kijk, stelden hem als geen ander in staat, om in een tijd, dat belangrijke werken voor weinig te koop waren (en uit Japan mochten!) zijn unieke verzameling bij elkander te brengen.”
IV - Boston, Philadelphia en Chicago
“Het “University Museum” te Philadelphia, verzamelt sedert eenige jaren Aziatische kunst; in het bijzonder Chineesche sculptuur. Door zich aldus te specialiseeren, heeft men een collectie Chineesche beeldhouwwerken bij elkander weten te brengen, die, op zijn minst genomen, op één lijn staat met wat New-York en Boston op dit gebied kunnen toonen. Jammer genoeg komt deze verzameling echter slecht tot haar recht in een groote, kil aandoende, hal, waarin zij allertreurigst opgesteld is.”
V - Tokyo I
“In hoeverre is Tôkyô van belang als centrum van Oost-Aziatische beeldende kunst?” is een vraag, die ik eerst nù, nadat ik schier een maand bezig ben mij in deze stad voor mijn verder verblijf in Japan voor te bereiden, eenigszins kan beantwoorden.”
VI - Tokyo II: Het Nô-drama I
“Al heb ik na de bestudering van de werken in het museum te Tôkyô veel buitengewoons, veel van het allerbeste, dat in Japan kan worden getoond, mogen bewonderen, zelden ben ik hier in zulke extase geraakt, als bij het bekijken van Toba Sôjô’s 2 beste schildering, de monochrome makimono met dier-caricaturen
(apen, kikvorschen, hazen) uit den tempel Kôzan-ji. …
Misschien zou een Van Gogh, ware hij geschoold geweest in het Oost-Aziatisch penseelschrift, een dergelijke spanning van lijnen hebben bereikt.”
VII - Het Nô-drama II; Baron Masuda’s Kôbô Daishi feest
“Ik was, vóór dit feest, reeds een morgen de gast van Baron Masuda geweest. Ik heb toen eenige zijner subliemste Boeddhistische schilderingen mogen bewonderen: niet minder waardevol zijn voor mij echter de op dien morgen met dezen fijnen en kundigen verzamelaar gevoerde gesprekken geweest.”
VIII - Kyoto
“Het sterkst blijft bij de indruk van een gaaf en innig-harmonisch geheel, waarbij, in dit speciale geval, de factor “mensch” niet uitgeschakeld kan worden. Het is begrijpelijk, dat tempels, die met liefde en teedere zorg tot in het nietigst hoekje van vertrekken en tuinen worden onderhouden, een of
meer priesters moeten bezitten, waarvan iets bijzonders uitgaat. Dat juist zùlke tempels vaak de fraaiste architectuur en tuinaanleg hebben, en eenige nobele kunstwerken rijk zijn, is een dikwijls voorkomende, allergelukkigste, bijkomstigheid. Alles – kunst, fjn verzorgde natuur, menschen en stemming,
werken dan mee, om bij den bezoeker een diepen en gelukzaligen indruk achter te laten.”
IX - Baron Sumitomo’s verzameling Chineesche bronzen, en andere particuliere collecties
“Deze suffe, magazijn-achtige opsomming, is onontbeerlijk om
u eenigszins den ongeloofelijken rijkdom aan allerschoonste vroegste Chineesche bronzen der collectie Sumitomo te Osaka, duidelijk te maken. Ik overdrijf namelijk geenszins, als ik beweer, dat het aantal der stukken in Baron Sumitomo‘s verzameling, het vijftien- à twintigvoud is van de met die bronzen op één trap staande exemplaren buiten Oost-Azië.
Het exceptioneele der Sumitomo-collectie is bovendien, dat zij bronzen van zeer grooten omvang – van opperste schoonheid – bezit, die men nergens anders kan vinden.”
X - Nara
“Van een der schoonste landen op deze aarde, is Nara het heerlijkste oord. De fjne Japanner stelt Nara ver boven Kyôto, doch de domme toerist verkeert steeds nog in de meening, dat hij het grootste deel van zijn tijd in Kyoto moet slijten, en dat hij, van daaruit, Nara in één dag kan “afdoen”.”
XI - Hôryû-ji
“De kunstschatten van Hôryû-ji behooren niet alleen aan Japan. Zij zijn van zulk een schoonheid, zij nemen zulk een voornamen rang in onder de sterkste kunstwerken die op deze aarde gewrocht zijn, dat hiervoor godsdienstbelangen en dom bijgeloof dienen te wijken.”
XII - Slot Nara. Afscheid van Japan
“Dat op het vasteland juist alles wat Japan voor zijn exceptionele stuken tot voorbeeld zou hebben gestrekt, is vernietigd, gaat wat te ver. Waarom een land dat zulke geheel oorspronkelijke, heerlijke uitingen als die der Tôsa-schilderschool binnen zijn grenzen ontstaan zag, niet in staat zou geweest zijn, eenige eeuwen voor den tijd van de vroege Tôsameesters, in haar beeldhouwkunst oorspronkelijk te zijn, ontgaat mij.”
XIII - Korea
“Het beste wat Korea in beeldhouwkunst gepresteerd heeft, stamt, dunkt me, uit de zesde en uit het begin van de zevende eeuw. Het is een kunst, die parallel loopt aan de Wei-plastiek, die heel wat aan deze Chineesche kunst heeft te danken, doch die in detailleering en in een weer geheel anders dan in China gestemde emotionaliteit, belangrijke nieuwe bijdragen geleverd heeft. Zóó belangrijk, dat de Suiko-kunstenaars in Japan, die op hun beurt weer heel veel aan Korea hebben te danken, door de vroege Koreaansche plastiek op velerlei sublieme wijze tot geheel origineele werken geïnspireerd zijn geworden.”
XIV - Reisbrief China
“Dat is curieus”, zal menigeen zeggen, “acht brieven over Japan, en slechts één aan China gewijd”. Hierboven staat namelijk noch “Peking”, noch “China” I of iets dergelijks.”
XV - Diëng en Boroboedoer
“Mag ik het groote woord nog eens gebruiken? Welaan dan, van kosmischen aard, van alle menschelijke associaties ontdaan, is de ontroering,
die men op Boroboedoer’s top ondergaan kan. Boroboedoer en Van Erp zijn twee namen, die nu steeds onafscheidelijk aan elkaar zijn verbonden. Ik vind geen grooter lof voor Van Erp’s fjngevoeligen, nauwgezetten en diep doorgrondenden reuzen-restauratiearbeid, dan door te verklaren, dat Boroboedoer, in tegenstelling met eenige andere restauraties op Java, den indruk maakt niet gerestaureerd te zijn. Zoo prachtig organisch heeft
Van Erp zijn piëteitvol, enorm werk volbracht.”
Verslag tussen reisbrief XV en XVI - Op bezoek bij Tagore
” Toen ik ruim een jaar geleden als toegangsbewijslooze tevergeefs trachtte de eerste Amsterdamsche lezing van Tagore1 hopelooze van het geval inzag bij de opstopping voor den ingang van het gebouw van de Vrije Gemeente, vermoedde ik weinig, dat ik een jaar later Tagore in Indië zou zien [afb. 1]. Nog minder, dat ik een paar onvergetelijke gesprekken met hem in zijn eigen omgeving zou mogen voeren.”
XVI - Prambanan, en over de restauratie der monumenten op Java
“Dit wordt een brief van groote bewondering en van ernstige klachten. De bewondering voor eenige der nobelste en fjnste bouwwerken van de Prambanan groep; de klachten over, in het onschuldigst geval, niet anders dan onzinnig te noemen restauratie-praktijken op Java.
Daar ik zoo juist hier in Ellora een weidsch, Hercules Seghers-achtig avondlandschap genoten heb – het eerste machtige natuurbeleven sedert vijf weken verblijf in Voor-Indië, ben ik niet in de stemming om met de klachten te
beginnen.”
XVII - Toon- en danskunst op Java. Het Museum te Batavia, en de verzameling Resink te Djocja.
“Nooit heb ik zoo ongestoord van de subliemste danskunst die heel Azië biedt – de Javaansche – kunnen genieten, als op dezen avond te Solo.”
XVIII - Oost-Java, Bali, Menangkabau en Bataklanden
“De buitengewone geestdrift waarmee kunstenaars en fijngevoeligen Bali hebben geprezen, is mij méér dan begrijpelijk geworden. Waar toch ter wereld vindt men zooveel heerlijke schoonheid aan menschen, natuur, aan kunst en gewoonten, in zulk beknopt landsgebied bij elkaar!”
XIX - Cambodja
“Ik had groote verwachtingen gekoesterd ten aanzien van de architectuur, en vooral van de beeldhouwkunst van het Angkortempel-complex. Afbeeldingen en afgietsels van enkele goed gekozen fragmenten der lange reliëfs van Angkor (den grootsten, uit de twaalfde eeuw dateerenden tempel), hadden al zoowat de overtuiging bij mij gevestigd, dat Boroboedoer het qua relief-plastiek bij Angkor Vat afleggen zou.”
XX- Siam
“Ik mag gerust zeggen, dat ik het aan Prins Rangsit dank, dat de dagen in Siam zoo goed konden worden besteed; dat ik verzamelingen te zien heb gekregen, die voor den doortrekkenden vreemdeling niet zoo aanstonds toegankelijk zijn.”
XXI - Calcutta en Orissa
“Om een uur of half vier in den middag, in plaats van zeven uur in den morgen, bereik ik het in een kleine oase gelegen Konarka. Alle dien nacht geleden ellende wordt vergeten, den radbrakenden en verstijvende karrerit voel ik niet meer, als ik dezen magistralen tempel aanschouw.”
XXII - Sârnâth. Op bezoek bij Sir John Marshall Mathurâ, Sânchi
“Omdat de Aziatische uitbeelding en verwerking van Hellenistische motieven die motieven tot een geheel ander leven om hebben geschapen, moge de overtuiging van eenigen onzer, dat Azië, zuiver aesthetisch gesproken, niets aan de Hellenistische kunst heeft te danken, ten slotte toch zegevieren. Of ben ik weer eens te optimistisch, en zal het meerendeel der Westerlingen maar steeds niet verder blijven zien dan de Westersche neus lang is! Ook in Aziatische literatuur en muziek, godsdienst en ethiek, staatkunde en allerlei andere belangrijke zaken!”
XXIII - Ajantâ. Elurâ. Elephanta. Zuid-Indië. Ceylon
“Bovenmenschelijk doet de schepping van grootere Aziatische rotstempels aan. Die, met primitieve hulpmiddelen, uit het harde gesteente gehouwen, weidsche, architectonisch en plastisch rijk en gecompliceerd behandelde tempelbinnenruimten, moeten aan den ontwerper ontzagwekkende conceptie-eischen hebben gesteld, wat hier in devoten en volhardenden arbeid, in technisch opzicht volbracht is, wekt onze eerbiedige, diepe bewondering.”
XXIV - Slotbeschouwingen
“In mijn plaats zou hij peinzen over de beste schoonheidsherinneringen aan de reis, die hij niet lang geleden het geluk had te maken. In dichterlijk gekozen bewoordingen zou hij de fjne sfeer en de stilte, den gloed en de teere tot daemonische spanning van zijn innigste en grandiooste momenten in Japan, op Java en Bali – de landen die hem het liefst zijn geworden – herdenken.”