zaterdag 1 september 2018
Drie verzamelaars aan het woord: Louis M.J. Zonhoven, Gyula Öry en Renée Steenbergen
Louis M.J. Zonhoven vertelt over zijn Japans Nabeshima-schaaltje met abstracte decoratie...
“Omstreeks 1980 kwam ik in het bezit van een celadon kommetje uit
de Song-periode (960-1279) dat gekocht was op de markt van de
Jalan Surabaya in Jakarta. Monochromen hebben mij altijd bijzonder
aangetrokken: alleen maar vorm van het voorwerp en kleur van één
glazuur. De heer Max Duintjer en mevr. Hendriks, die destijds een winkel
in de Spiegelstraat hadden, bleken ook een zwak te hebben voor deze
soort Chinees porselein, voornamelijk uit de 19e eeuw. Bij hen heb ik een
aantal stukken gekocht.
Echter, zo’n zes jaar geleden zag ik in een winkeltje naast het Sieboldhuis
in Leiden een soort figuratief porselein uit Japan dat mij bijzonder
aansprak vanwege de verfijnde stilering van de voorstelling. Het bleek
Nabeshima porselein te zijn.
Na verwerving van het stuk ben ik speciaal geïnteresseerd geraakt in
deze soort porselein die tot de opening van Japan rond 1850 uitsluitend
gemaakt werd voor de heren van Nabeshima en als geschenk voor de
shogun in Tokyo. Stukken uit die vroege periode zijn nogal zeldzaam
en kwamen maar zelden op de Westerse markt. De Baur-collectie in
Genève bevat enkele van die vroege stukken, zo ook de Freer-collectie in
Washington.
Dat veranderde na de openlegging van Japan: de oude voorbeelden
werden nu zorgvuldig gekopieerd en kwamen voor een breder publiek
beschikbaar, al bleven ze vrij zeldzaam op de Europese markt. Van
de stukken uit die periode die ik bezit, laat ik u het meest abstracte
qua decoratie zien, vooral om de durf van de makers zulke stukken te
produceren.”
Gyula Öry vertelt over zijn gevoel van verbinding met Aziatische kunst...
“De gevoelens die ik ervaar bij het zien van Aziatische kunst zijn:
bewondering, eerbied, nieuwsgierigheid en inspiratie.
Bewondering voor de uitermate hoge kwaliteit van kunstnijverheid en de
verfijnde esthetiek die zo karakteristiek is voor de Aziatische kunst.
Eerbied voor de eeuwenoude culturen en beschavingen waarvan een
groot deel is vergaan maar nog voortleeft in kunstobjecten.
Nieuwsgierigheid naar de wijsheid van deze oude culturen beschavingen
en wat daarvan verborgen ligt in de kunstobjecten.
Inspiratie door de schoonheid en de verborgen spiritualiteit in de
Aziatische kunst.
Het effect van deze gevoelens op mij is tweeledig: de gevoelens van
bewondering en eerbied geven mij innerlijke rust, en de nieuwsgierigheid
en inspiratie geven mij energie. Ik merk dat het mij een waardevolle
balans biedt in mijn leven die ik verder wil intensifiëren door Aziatische
kunst te verzamelen.
De oorsprong van mijn verbinding met Aziatische kunst ligt in mijn
kinderjaren die ik heb doorgebracht in Indonesië. Daar ben ik als klein
kind in aanraking gekomen met het animisme. Animisme is het filosofisch,
religieus of spiritueel concept waarbij zielen of geesten niet alleen existeren
in mensen en dieren, maar ook in planten en stenen, in huizen of natuurlijke
fenomenen zoals donder en bliksem, bergen en rivieren. Veel volksstammen
in Indonesië hebben een religie die gebaseerd is op het animisme.
In het kleine vissersdorpje op het eiland Sulawesi waar ik destijds woonde
(1980-1983), werden naast het praktiseren van het islamitisch geloof
ook animistische rituelen uitgevoerd. Deze animistische rituelen en
kunstvormen (kunstobjecten, dans, muziek) hebben verbinding gemaakt
met mijn innerlijke belevingswereld, en worden via de Aziatische kunst
weer tot leven gebracht.
In 2011 kocht ik mijn eerste Aziatische kunstobjecten: 3 deuren afkomstig
uit West-Timor (provenance: collectie Prof. Jacob Vredenbregt). Het zijn
huisdeuren uit dorpen van de Tetum, een bevolkingsgroep die woont in
de hooglanden van centraal-Timor. De deuren zijn gemaakt van hard,
lichtgekleurd hout en zijn zwart geverfd. Aan de voorkant zijn de deuren
versierd met motieven die het mannelijke en vrouwelijke element van
een Tetum-domicilie verenigen. De deuren zijn soms versierd met een
afbeelding van een vrouw, maar vaker worden vrouwelijke symbolen
gebruikt in de vorm van een paar borsten boven een versierd paneel met
gewaagde spiralen. De vogels staan symbool voor het mannelijke element.
Deze deuren sieren nu het interieur van mijn vakantiehuis in Spanje.”
Renée Steenbergen vertelt over het beeld van Vishnu en Garuda en de verzameling Indonesische houtsculpturen...
“In 2005 reisde ik op uitnodiging van Museum Volkenkunde Leiden en
De Nieuwe Kerk mee naar Jakarta vanwege een tentoonstelling over het
Bataviaasch Genootschap. Tot dat moment had ik als kunsthistoricus
vooral belangstelling voor hedendaagse, westerse kunst en ook mijn
proefschrift over privéverzamelaars richtte zich op moderne, beeldende
kunst. Hoewel mijn vader half Indisch was en in Noord-Java opgroeide,
was er thuis als gevolg van de nasleep van de oorlog geen tempo doeloe
gevoel over Nederlands-Indië. Op reis over Java langs cultureel erfgoed
en museale collecties, gingen mijn ogen open voor de Indonesische kunst.
Na terugkomst zag ik bij een handelaar dit houten Balinese beeld,
afkomstig uit een ontmanteld missiemuseum. Het stelt de hindoegod
Vishnu voor op zijn rijdier Garuda. De verfijning ervan sprak mij meteen
aan: de detaillering van gezicht, sieraden en veren, de levendige houding
en de kleurrijke beschildering. De afgesleten verf op de knieën van Garuda
toont de liefde en eerbied waarmee het beeld werd aangeraakt tijdens
het offeren aan de godheid. Gesprekken met verzamelaars, handelaren
en natuurlijk museumbezoeken en literatuuronderzoek brachten me meer
kennis bij over het stuk. Het relatief kleine beeld is waarschijnlijk gemaakt
voor een huistempel van een adellijke familie, mogelijk in de omgeving
van Singaraja, Noord-Bali. Doordat het uit een museum afkomstig is,
hoort er een inventariskaart bij met de vermelding dat het in 1900 in
Nederland kwam. Dat levert een duidelijke datering op: het beeld is vóór
1900 gemaakt.
Ik kende de hindoe-Javaanse steensculptuur uit de 8e en 9e eeuw wel,
waarvan de VVAK een prachtige groep bezit. Polychrome houten beelden
worden doorgaans tot de etnografie gerekend, maar ze behoren tot het
mooiste dat de Zuidoost-Aziatische cultuur heeft voortgebracht en staan
in een levende traditie. De onnatuurlijke scheiding die musea aanbrengen
tussen ‘hoge kunst’ en ‘volkskunst’, hanteren verzamelaars doorgaans niet.
Gelukkig verschuiven de museale criteria dankzij meer kennis van de hoge
waardering van deze heilige objecten in de landen van herkomst zelf.
Vishnu en Garuda vormt achteraf gezien het begin van mijn verzameling
Indonesische houtsculptuur. In de afgelopen 12 jaar heb ik beelden
verworven uit Bali, Java, Sumatra, Sulawesi en Kalimantan, aangevuld
met stukken uit Myanmar, Thailand, Vietnam en China. Doordat rituele
beelden vaak met doeken en sieraden omkleed worden, raakte ik ook
geïnteresseerd in ceremoniële weefsels en sieraden. Mijn collectie is de
uitdrukking van mijn waardering voor de verfijnde Indonesische cultuur
en mijn familieband daarmee.”